Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar gij hebt den armen [20]oneer aangedaan. [21]Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u [niet] [22]tot de rechterstoelen? 20. Namelijk daarmede, dat gij een zodanigen rijke meer eer aandoet, als een gelovigen arme, dien gij veracht. 21. Hij bewijst dat zodanige rijken zulke eer niet waardig zijn, om hunner boosheid wil, dewijl zij de gelovigen geweldig onderdrukken. 22. Namelijk om aldaar door schijn van recht, de gelovigen vals te beschuldigen en onbarmhartig te doen veroordelen. Zie Matth.10:17.